ការបកប្រែអត្ថន័យ ជំពូក​ អាន់នូរ - ការបកប្រែជាភាសាហូឡង់ - មជ្ឈមណ្ឌលបកប្រែរ៉ូវ៉ាទ - លេខ​ទំព័រ 351 - សព្វវចនាធិប្បាយនៃគម្ពីគួរអាន

អាយ៉ាត់: 11

إِنَّ ٱلَّذِينَ جَآءُو بِٱلۡإِفۡكِ عُصۡبَةٞ مِّنكُمۡۚ لَا تَحۡسَبُوهُ شَرّٗا لَّكُمۖ بَلۡ هُوَ خَيۡرٞ لَّكُمۡۚ لِكُلِّ ٱمۡرِيٕٖ مِّنۡهُم مَّا ٱكۡتَسَبَ مِنَ ٱلۡإِثۡمِۚ وَٱلَّذِي تَوَلَّىٰ كِبۡرَهُۥ مِنۡهُمۡ لَهُۥ عَذَابٌ عَظِيمٞ

11. Waarlijk! Degenen die de laster zijn begonnen zijn een groep onder jullie (over Aa'ishah, de vrouw van de Profeet Mohammed). Beschouw het niet als iets slechts voor jullie. Nee, het is goed voor jullie. Tot iedere man onder hen betaald heeft voor elke zonde die hij gepleegd heeft en voor degene die er een groter deel in heeft, voor hem zal er een grotere bestraffing zijn.

អាយ៉ាត់: 12

لَّوۡلَآ إِذۡ سَمِعۡتُمُوهُ ظَنَّ ٱلۡمُؤۡمِنُونَ وَٱلۡمُؤۡمِنَٰتُ بِأَنفُسِهِمۡ خَيۡرٗا وَقَالُواْ هَٰذَآ إِفۡكٞ مُّبِينٞ

12. Waarom dan hebben niet de gelovigen, mannen en vrouwen, toen jullie het hoorden goed over hun eigen mensen nagedacht en gezegd: “Deze (beschuldiging) is een duidelijke leugen.”

អាយ៉ាត់: 13

لَّوۡلَا جَآءُو عَلَيۡهِ بِأَرۡبَعَةِ شُهَدَآءَۚ فَإِذۡ لَمۡ يَأۡتُواْ بِٱلشُّهَدَآءِ فَأُوْلَٰٓئِكَ عِندَ ٱللَّهِ هُمُ ٱلۡكَٰذِبُونَ

13. Waarom hebben zij niet vier getuigen geleverd? Omdat zij geen getuigen leveren zijn zij duidelijke leugenaars in het Aangezicht van Allah.

អាយ៉ាត់: 14

وَلَوۡلَا فَضۡلُ ٱللَّهِ عَلَيۡكُمۡ وَرَحۡمَتُهُۥ فِي ٱلدُّنۡيَا وَٱلۡأٓخِرَةِ لَمَسَّكُمۡ فِي مَآ أَفَضۡتُمۡ فِيهِ عَذَابٌ عَظِيمٌ

14. Als het niet vanwege de gunst van Allah en Zijn genade geweest was voor jullie in deze wereld en het hiernamaals, dan had een grote bestraffing jullie geraakt vanwege datgene waarover jullie gesproken hadden.

អាយ៉ាត់: 15

إِذۡ تَلَقَّوۡنَهُۥ بِأَلۡسِنَتِكُمۡ وَتَقُولُونَ بِأَفۡوَاهِكُم مَّا لَيۡسَ لَكُم بِهِۦ عِلۡمٞ وَتَحۡسَبُونَهُۥ هَيِّنٗا وَهُوَ عِندَ ٱللَّهِ عَظِيمٞ

15. Toen jullie het met jullie tong doorgaven en het met jullie monden uitspraken, datgene waar jullie geen kennis van hebben, jullie telden het als iets kleins terwijl het in het Aangezicht van Allah heel groot was.

អាយ៉ាត់: 16

وَلَوۡلَآ إِذۡ سَمِعۡتُمُوهُ قُلۡتُم مَّا يَكُونُ لَنَآ أَن نَّتَكَلَّمَ بِهَٰذَا سُبۡحَٰنَكَ هَٰذَا بُهۡتَٰنٌ عَظِيمٞ

16. En waarom hebben jullie niet, toen jullie het gehoord hadden gezegd? – “Het is niet goed als wij hierover spreken. Verheerlijk zij U (O Allah) dit is een groot leugen.”

អាយ៉ាត់: 17

يَعِظُكُمُ ٱللَّهُ أَن تَعُودُواْ لِمِثۡلِهِۦٓ أَبَدًا إِن كُنتُم مُّؤۡمِنِينَ

17. Allah vermaant jullie dit en waarschuwt jullie zoiets nooit meer te doen; als jullie gelovigen zijn.

អាយ៉ាត់: 18

وَيُبَيِّنُ ٱللَّهُ لَكُمُ ٱلۡأٓيَٰتِۚ وَٱللَّهُ عَلِيمٌ حَكِيمٌ

18. En zo maakt Allah de tekenen voor jullie duidelijk, Allah is Alwetend, Alwijs.

អាយ៉ាត់: 19

إِنَّ ٱلَّذِينَ يُحِبُّونَ أَن تَشِيعَ ٱلۡفَٰحِشَةُ فِي ٱلَّذِينَ ءَامَنُواْ لَهُمۡ عَذَابٌ أَلِيمٞ فِي ٱلدُّنۡيَا وَٱلۡأٓخِرَةِۚ وَٱللَّهُ يَعۡلَمُ وَأَنتُمۡ لَا تَعۡلَمُونَ

19. Waarlijk, degenen die van het verdorvenenheid houden en dat onder de gelovigen willen verspreiden, zullen in deze wereld een pijnlijke bestraffing hebben en in het hiernamaals. En Allah weet en jullie weten niet.

អាយ៉ាត់: 20

وَلَوۡلَا فَضۡلُ ٱللَّهِ عَلَيۡكُمۡ وَرَحۡمَتُهُۥ وَأَنَّ ٱللَّهَ رَءُوفٞ رَّحِيمٞ

20. En als het niet vanwege de gunst van Allah en Zijn genade voor jullie was geweest (dan zou Allah de bestraffing voor jullie bespoedigd) En dat Allah vol vriendelijkheid, de Genadigste is.