ការបកប្រែអត្ថន័យ ជំពូក​ ម៉ារយុាំ - ការបកប្រែជាភាសាហូឡង់ - មជ្ឈមណ្ឌលបកប្រែរ៉ូវ៉ាទ - លេខ​ទំព័រ 309 - សព្វវចនាធិប្បាយនៃគម្ពីគួរអាន

អាយ៉ាត់: 52

وَنَٰدَيۡنَٰهُ مِن جَانِبِ ٱلطُّورِ ٱلۡأَيۡمَنِ وَقَرَّبۡنَٰهُ نَجِيّٗا

52. En Wij riepen hem van de rechterkant van de berg, en lieten hem in Onze nabijheid komen voor een gesprek met hem (Moesa).

អាយ៉ាត់: 53

وَوَهَبۡنَا لَهُۥ مِن رَّحۡمَتِنَآ أَخَاهُ هَٰرُونَ نَبِيّٗا

53. En Wij gaven hem door Onze Genade zijn broeder Haaroen (ook) een profeet .

អាយ៉ាត់: 54

وَٱذۡكُرۡ فِي ٱلۡكِتَٰبِ إِسۡمَٰعِيلَۚ إِنَّهُۥ كَانَ صَادِقَ ٱلۡوَعۡدِ وَكَانَ رَسُولٗا نَّبِيّٗا

54. En noem in het Boek Ismael. Waarlijk! Hij was waarachtig aan wat hij beloofd had, en hij was een boodschapper (en) een profeet.

អាយ៉ាត់: 55

وَكَانَ يَأۡمُرُ أَهۡلَهُۥ بِٱلصَّلَوٰةِ وَٱلزَّكَوٰةِ وَكَانَ عِندَ رَبِّهِۦ مَرۡضِيّٗا

55. Hij legde aan zijn familie en zijn volk de Salat op en de Zakat en zijn Heer was blij met hem.

អាយ៉ាត់: 56

وَٱذۡكُرۡ فِي ٱلۡكِتَٰبِ إِدۡرِيسَۚ إِنَّهُۥ كَانَ صِدِّيقٗا نَّبِيّٗا

56. En noem in het Boek Idris. Waarlijk! Hij was een man van de waarheid, (en) een profeet.

អាយ៉ាត់: 57

وَرَفَعۡنَٰهُ مَكَانًا عَلِيًّا

57. En Wij verhieven hem naar een hoge positie.

អាយ៉ាត់: 58

أُوْلَٰٓئِكَ ٱلَّذِينَ أَنۡعَمَ ٱللَّهُ عَلَيۡهِم مِّنَ ٱلنَّبِيِّـۧنَ مِن ذُرِّيَّةِ ءَادَمَ وَمِمَّنۡ حَمَلۡنَا مَعَ نُوحٖ وَمِن ذُرِّيَّةِ إِبۡرَٰهِيمَ وَإِسۡرَٰٓءِيلَ وَمِمَّنۡ هَدَيۡنَا وَٱجۡتَبَيۡنَآۚ إِذَا تُتۡلَىٰ عَلَيۡهِمۡ ءَايَٰتُ ٱلرَّحۡمَٰنِ خَرُّواْۤ سُجَّدٗاۤ وَبُكِيّٗا۩

58. Dat waren degenen van de profeten van het nageslacht van Adam aan wie Allah Zijn Gunsten heeft gegeven, en van degenen die Wij (in het schip) gedragen hebben met Noeh en van het nageslacht van Ibraahiem en Israël – en van degenen die Wij geleid en uitverkoren hebben. Als de verzen van de meest Barmhartige (Allah) voor hen gereciteerd werden, vielen zij neer in knielhouding en huilden (uit grootheid voor Allah).

អាយ៉ាត់: 59

۞ فَخَلَفَ مِنۢ بَعۡدِهِمۡ خَلۡفٌ أَضَاعُواْ ٱلصَّلَوٰةَ وَٱتَّبَعُواْ ٱلشَّهَوَٰتِۖ فَسَوۡفَ يَلۡقَوۡنَ غَيًّا

59. Toen heeft hen een nageslacht opgevolgd die de gebeden opgaven en hun lusten volgden. Dus worden zij in de hel gegooid.

អាយ៉ាត់: 60

إِلَّا مَن تَابَ وَءَامَنَ وَعَمِلَ صَٰلِحٗا فَأُوْلَٰٓئِكَ يَدۡخُلُونَ ٱلۡجَنَّةَ وَلَا يُظۡلَمُونَ شَيۡـٔٗا

60. Behalve degene die spijt betuigt en gelooft en goede werken verricht. Die zal het paradijs binnentreden en zal niet in het minst benadeeld worden.

អាយ៉ាត់: 61

جَنَّٰتِ عَدۡنٍ ٱلَّتِي وَعَدَ ٱلرَّحۡمَٰنُ عِبَادَهُۥ بِٱلۡغَيۡبِۚ إِنَّهُۥ كَانَ وَعۡدُهُۥ مَأۡتِيّٗا

61. (Zij zullen) de Eeuwige Tuinen binnentreden wat de Weldadigste aan Zijn dienaren in het onwaarneembare heeft beloofd. Waarlijk! Zijn belofte moet uitkomen.

អាយ៉ាត់: 62

لَّا يَسۡمَعُونَ فِيهَا لَغۡوًا إِلَّا سَلَٰمٗاۖ وَلَهُمۡ رِزۡقُهُمۡ فِيهَا بُكۡرَةٗ وَعَشِيّٗا

62. Zij zullen daar geen loos gepraat horen maar slechts de vredesgroet. En zij zullen daar hun onderhoud hebben, in de ochtend en de middag.

អាយ៉ាត់: 63

تِلۡكَ ٱلۡجَنَّةُ ٱلَّتِي نُورِثُ مِنۡ عِبَادِنَا مَن كَانَ تَقِيّٗا

63. Dat is het paradijs dat Wij als erfenis geven aan de dienaren van Ons die godsvrezend zijn en Allah uit het diepste van hun hart liefhebben.

អាយ៉ាត់: 64

وَمَا نَتَنَزَّلُ إِلَّا بِأَمۡرِ رَبِّكَۖ لَهُۥ مَا بَيۡنَ أَيۡدِينَا وَمَا خَلۡفَنَا وَمَا بَيۡنَ ذَٰلِكَۚ وَمَا كَانَ رَبُّكَ نَسِيّٗا

64. En wij (de engelen) dalen niet neer behalve door het bevel van jouw Heer. Aan Hem behoort wat voor ons is en wat achter ons is en wat tussen twee is, en jouw Heer is nooit vergeetachtig.