ការបកប្រែអត្ថន័យ ជំពូក​ អាហ្សហ្សុខរ៉ហ្វ - ការបកប្រែជាភាសាហូឡង់ - មជ្ឈមណ្ឌលបកប្រែរ៉ូវ៉ាទ - លេខ​ទំព័រ 493 - សព្វវចនាធិប្បាយនៃគម្ពីគួរអាន

អាយ៉ាត់: 48

وَمَا نُرِيهِم مِّنۡ ءَايَةٍ إِلَّا هِيَ أَكۡبَرُ مِنۡ أُخۡتِهَاۖ وَأَخَذۡنَٰهُم بِٱلۡعَذَابِ لَعَلَّهُمۡ يَرۡجِعُونَ

48. En Wij toonden hen geen teken of het werd door een groter gevolgd, en Wij grepen hen met bestraffing zodat zich misschien zouden afkeren van hun fout.

អាយ៉ាត់: 49

وَقَالُواْ يَٰٓأَيُّهَ ٱلسَّاحِرُ ٱدۡعُ لَنَا رَبَّكَ بِمَا عَهِدَ عِندَكَ إِنَّنَا لَمُهۡتَدُونَ

49. En zij zeiden: “O jij tovenaar! Roep je Heer voor ons aan vanwege de belofte. Waarlijk, wij zullen dan zeker (recht) geleid worden.”

អាយ៉ាត់: 50

فَلَمَّا كَشَفۡنَا عَنۡهُمُ ٱلۡعَذَابَ إِذَا هُمۡ يَنكُثُونَ

50. Maar toen Wij de bestraffing van hen verwijderden, zie! Zij verbraken hun verbond.

អាយ៉ាត់: 51

وَنَادَىٰ فِرۡعَوۡنُ فِي قَوۡمِهِۦ قَالَ يَٰقَوۡمِ أَلَيۡسَ لِي مُلۡكُ مِصۡرَ وَهَٰذِهِ ٱلۡأَنۡهَٰرُ تَجۡرِي مِن تَحۡتِيٓۚ أَفَلَا تُبۡصِرُونَ

51. En Farao verkondigde onder zijn volk: “O mijn volk! Is het rijk van Egypte niet van mij en deze rivieren die onder mij stromen. Zien jullie hen dan niet?

អាយ៉ាត់: 52

أَمۡ أَنَا۠ خَيۡرٞ مِّنۡ هَٰذَا ٱلَّذِي هُوَ مَهِينٞ وَلَا يَكَادُ يُبِينُ

52. Ben ik niet beter dan deze ene (Moesa) die zonder respect is en zichzelf amper goed kan uitdrukken?

អាយ៉ាត់: 53

فَلَوۡلَآ أُلۡقِيَ عَلَيۡهِ أَسۡوِرَةٞ مِّن ذَهَبٍ أَوۡ جَآءَ مَعَهُ ٱلۡمَلَٰٓئِكَةُ مُقۡتَرِنِينَ

53. Waarom zijn hem dan geen gouden armbanden gegeven of zijn er engelen met hem gestuurd?"

អាយ៉ាត់: 54

فَٱسۡتَخَفَّ قَوۡمَهُۥ فَأَطَاعُوهُۚ إِنَّهُمۡ كَانُواْ قَوۡمٗا فَٰسِقِينَ

54. Dus hij (de Farao) misleidde zijn volk en zij gehoorzaamden hem. Waarlijk, zij waren altijd een volk geweest wat verdorven was (door het blind volgen van de leiders).

អាយ៉ាត់: 55

فَلَمَّآ ءَاسَفُونَا ٱنتَقَمۡنَا مِنۡهُمۡ فَأَغۡرَقۡنَٰهُمۡ أَجۡمَعِينَ

55. Dus toen zij Ons kwaad maakten, straften Wij hen en verdronken hen allen.

អាយ៉ាត់: 56

فَجَعَلۡنَٰهُمۡ سَلَفٗا وَمَثَلٗا لِّلۡأٓخِرِينَ

56. En Wij maakten hen tot voorlopers en een voorbeeld voor latere generaties.

អាយ៉ាត់: 57

۞ وَلَمَّا ضُرِبَ ٱبۡنُ مَرۡيَمَ مَثَلًا إِذَا قَوۡمُكَ مِنۡهُ يَصِدُّونَ

57. En als de zoon van Maryam als voorbeeld wordt genoemd zie! Jouw volk lacht daarom.

អាយ៉ាត់: 58

وَقَالُوٓاْ ءَأَٰلِهَتُنَا خَيۡرٌ أَمۡ هُوَۚ مَا ضَرَبُوهُ لَكَ إِلَّا جَدَلَۢاۚ بَلۡ هُمۡ قَوۡمٌ خَصِمُونَ

En zij zeiden: “Zijn onze goden beter of is hij(Isa) dat?” Zij noemen niet het al eerder genoemde voorbeeld behalve als tegenargument. Welnee! Maar zij zijn een volk die redetwisten.

អាយ៉ាត់: 59

إِنۡ هُوَ إِلَّا عَبۡدٌ أَنۡعَمۡنَا عَلَيۡهِ وَجَعَلۡنَٰهُ مَثَلٗا لِّبَنِيٓ إِسۡرَٰٓءِيلَ

59. Hij (Isa) was niet meer dan een dienaar maar Wij gaven hem Onze gunst en Wij maakten hem tot een voorbeeld (profeet) voor de Kinderen van Israël.

អាយ៉ាត់: 60

وَلَوۡ نَشَآءُ لَجَعَلۡنَا مِنكُم مَّلَٰٓئِكَةٗ فِي ٱلۡأَرۡضِ يَخۡلُفُونَ

60. En als het Onze wil was geweest, dan zouden Wij jullie tot engelen hebben gemaakt die elkaar op aarde opvolgen.