ការបកប្រែអត្ថន័យ ជំពូក​ យ៉ាស៊ីន - ការបកប្រែជាភាសាហូឡង់ - មជ្ឈមណ្ឌលបកប្រែរ៉ូវ៉ាទ - លេខ​ទំព័រ 441 - សព្វវចនាធិប្បាយគម្ពីរអាល់គួរអាន

វាក្យខណ្ឌ: 13

وَٱضۡرِبۡ لَهُم مَّثَلًا أَصۡحَٰبَ ٱلۡقَرۡيَةِ إِذۡ جَآءَهَا ٱلۡمُرۡسَلُونَ

13. En geef hen een voorbeeld: het (verhaal van de) bewoners van de stad. Toen er boodschappers tot hen kwamen.

វាក្យខណ្ឌ: 14

إِذۡ أَرۡسَلۡنَآ إِلَيۡهِمُ ٱثۡنَيۡنِ فَكَذَّبُوهُمَا فَعَزَّزۡنَا بِثَالِثٖ فَقَالُوٓاْ إِنَّآ إِلَيۡكُم مُّرۡسَلُونَ

14. Toen Wij hen twee boodschappers hadden gezonden verloochenden zij hen beiden, dus versterkten Wij hen met een derde, en zij zeiden: “Waarlijk! Wij zijn als boodschappers naar jullie gestuurd.”

វាក្យខណ្ឌ: 15

قَالُواْ مَآ أَنتُمۡ إِلَّا بَشَرٞ مِّثۡلُنَا وَمَآ أَنزَلَ ٱلرَّحۡمَٰنُ مِن شَيۡءٍ إِنۡ أَنتُمۡ إِلَّا تَكۡذِبُونَ

15. Zij zeiden: “Jullie zijn slechts mensen zoals wij, en de Barmhartigste heeft niets geopenbaard, jullie vertellen slechts leugens.”

វាក្យខណ្ឌ: 16

قَالُواْ رَبُّنَا يَعۡلَمُ إِنَّآ إِلَيۡكُمۡ لَمُرۡسَلُونَ

16. De boodschappers zeiden: “Onze Heer weet dat wij als boodschappers tot jullie zijn gestuurd, -

វាក្យខណ្ឌ: 17

وَمَا عَلَيۡنَآ إِلَّا ٱلۡبَلَٰغُ ٱلۡمُبِينُ

17. En het is slechts onze plicht om duidelijk te verkondigen.”

វាក្យខណ្ឌ: 18

قَالُوٓاْ إِنَّا تَطَيَّرۡنَا بِكُمۡۖ لَئِن لَّمۡ تَنتَهُواْ لَنَرۡجُمَنَّكُمۡ وَلَيَمَسَّنَّكُم مِّنَّا عَذَابٌ أَلِيمٞ

18. De (mensen) zeiden: “Wat ons betreft, wij zien een kwaad voorteken in jullie, als jullie niet stoppen, zullen wij jullie zeker stenigen en een pijnlijke bestraffing zal jullie van ons treffen.”

វាក្យខណ្ឌ: 19

قَالُواْ طَٰٓئِرُكُم مَّعَكُمۡ أَئِن ذُكِّرۡتُمۚ بَلۡ أَنتُمۡ قَوۡمٞ مُّسۡرِفُونَ

19. Zij zeiden: “Jullie kwade voortekenen zijn bij jullie! (Is het) omdat jullie vermaand worden? Nee, jullie zijn een volk dat buitensporig is."

វាក្យខណ្ឌ: 20

وَجَآءَ مِنۡ أَقۡصَا ٱلۡمَدِينَةِ رَجُلٞ يَسۡعَىٰ قَالَ يَٰقَوۡمِ ٱتَّبِعُواْ ٱلۡمُرۡسَلِينَ

20. En er kwam van het verste gedeelte van de stad een man aanrennen die zei: “O mijn volk! Gehoorzaam de boodschappers;

វាក្យខណ្ឌ: 21

ٱتَّبِعُواْ مَن لَّا يَسۡـَٔلُكُمۡ أَجۡرٗا وَهُم مُّهۡتَدُونَ

21. Gehoorzaam degenen die geen betaling van jullie vragen, en die rechtgeleid zijn.

វាក្យខណ្ឌ: 22

وَمَالِيَ لَآ أَعۡبُدُ ٱلَّذِي فَطَرَنِي وَإِلَيۡهِ تُرۡجَعُونَ

22. En waarom zou ik Hem (Allah) niet aanbidden Die mij geschapen heeft en tot Wie ik zal terugkeren.

វាក្យខណ្ឌ: 23

ءَأَتَّخِذُ مِن دُونِهِۦٓ ءَالِهَةً إِن يُرِدۡنِ ٱلرَّحۡمَٰنُ بِضُرّٖ لَّا تُغۡنِ عَنِّي شَفَٰعَتُهُمۡ شَيۡـٔٗا وَلَا يُنقِذُونِ

23. Zal ik naast hem valse goden aanbidden als de Barmhartigste mij kwaad wil berokken dan hun bemiddeling nutteloos voor mij zijn noch kunnen zij mij redden?

វាក្យខណ្ឌ: 24

إِنِّيٓ إِذٗا لَّفِي ضَلَٰلٖ مُّبِينٍ

24. Dan voorwaar zal ik in een duidelijke afdwaling verkeren.

វាក្យខណ្ឌ: 25

إِنِّيٓ ءَامَنتُ بِرَبِّكُمۡ فَٱسۡمَعُونِ

25. Waarlijk! Ik heb in jullie Heer geloofd, luister dus naar mij!”

វាក្យខណ្ឌ: 26

قِيلَ ٱدۡخُلِ ٱلۡجَنَّةَۖ قَالَ يَٰلَيۡتَ قَوۡمِي يَعۡلَمُونَ

26. Er werd gezegd (nadat zijn volk hem vermoord had): “Treed het paradijs binnen.” Hij zei: “Ik wou dat mijn volk het maar wist!-

វាក្យខណ្ឌ: 27

بِمَا غَفَرَ لِي رَبِّي وَجَعَلَنِي مِنَ ٱلۡمُكۡرَمِينَ

27. Dat mijn Heer mij heeft vergeven en mij tot één van de edelen heeft gemaakt!”