ការបកប្រែអត្ថន័យ ជំពូក​ លុកម៉ាន - ការបកប្រែជាភាសាហូឡង់ - មជ្ឈមណ្ឌលបកប្រែរ៉ូវ៉ាទ - លេខ​ទំព័រ 414 - សព្វវចនាធិប្បាយនៃគម្ពីគួរអាន

អាយ៉ាត់: 29

أَلَمۡ تَرَ أَنَّ ٱللَّهَ يُولِجُ ٱلَّيۡلَ فِي ٱلنَّهَارِ وَيُولِجُ ٱلنَّهَارَ فِي ٱلَّيۡلِ وَسَخَّرَ ٱلشَّمۡسَ وَٱلۡقَمَرَۖ كُلّٞ يَجۡرِيٓ إِلَىٰٓ أَجَلٖ مُّسَمّٗى وَأَنَّ ٱللَّهَ بِمَا تَعۡمَلُونَ خَبِيرٞ

29. Zie je dan niet dat Allah de nacht laat opgaan in de dag, en de dag laat opgaan in de nacht en de zon en de maan voor jullie dienstbaar gemaakt heeft, die ieder hun koers vervolgen in een aangewezen tijd, onderworpen heeft, en dat Allah weet wat jullie doen (dus vrees hem dan).

អាយ៉ាត់: 30

ذَٰلِكَ بِأَنَّ ٱللَّهَ هُوَ ٱلۡحَقُّ وَأَنَّ مَا يَدۡعُونَ مِن دُونِهِ ٱلۡبَٰطِلُ وَأَنَّ ٱللَّهَ هُوَ ٱلۡعَلِيُّ ٱلۡكَبِيرُ

30. Dat is omdat Allah de waarheid is en alles wat jullie naast Hem aanroepen valsheid is, en dat Allah de Allerhoogste, de Allergrootste is.

អាយ៉ាត់: 31

أَلَمۡ تَرَ أَنَّ ٱلۡفُلۡكَ تَجۡرِي فِي ٱلۡبَحۡرِ بِنِعۡمَتِ ٱللَّهِ لِيُرِيَكُم مِّنۡ ءَايَٰتِهِۦٓۚ إِنَّ فِي ذَٰلِكَ لَأٓيَٰتٖ لِّكُلِّ صَبَّارٖ شَكُورٖ

31. Zien jullie dan niet dat de schepen over de zee varen door Allahs gunsten? – dat Hij jullie van Zijn tekenen laat zien? Waarlijk hierin zijn tekenen voor ieder geduldig, dankbaar (persoon).

អាយ៉ាត់: 32

وَإِذَا غَشِيَهُم مَّوۡجٞ كَٱلظُّلَلِ دَعَوُاْ ٱللَّهَ مُخۡلِصِينَ لَهُ ٱلدِّينَ فَلَمَّا نَجَّىٰهُمۡ إِلَى ٱلۡبَرِّ فَمِنۡهُم مُّقۡتَصِدٞۚ وَمَا يَجۡحَدُ بِـَٔايَٰتِنَآ إِلَّا كُلُّ خَتَّارٖ كَفُورٖ

32. En als een golf hen als een schaduw bedekt, roepen zij Allah aan, en laten hun aanroepingen alleen voor Hem zijn. Maar als Hij hen veilig op het land brengt, dan zijn zij onder degenen die zuinig zijn (weinig dankbaar zijn). Maar niemand ontkent Onze tekenen behalve elke bedrieglijke ondankbare persoon.

អាយ៉ាត់: 33

يَٰٓأَيُّهَا ٱلنَّاسُ ٱتَّقُواْ رَبَّكُمۡ وَٱخۡشَوۡاْ يَوۡمٗا لَّا يَجۡزِي وَالِدٌ عَن وَلَدِهِۦ وَلَا مَوۡلُودٌ هُوَ جَازٍ عَن وَالِدِهِۦ شَيۡـًٔاۚ إِنَّ وَعۡدَ ٱللَّهِ حَقّٞۖ فَلَا تَغُرَّنَّكُمُ ٱلۡحَيَوٰةُ ٱلدُّنۡيَا وَلَا يَغُرَّنَّكُم بِٱللَّهِ ٱلۡغَرُورُ

33. O mensheid. Vreest uw Heer en vrees een Dag waarop geen vader iets voor zijn zoon kan baten of de zoon iets voor zijn vader. Waarlijk, de belofte van Allah is waarheid, laat niet dit huidige leven jullie bedriegen, noch laat de grote bedrieger (Iblies) jullie over Allah misleiden.

អាយ៉ាត់: 34

إِنَّ ٱللَّهَ عِندَهُۥ عِلۡمُ ٱلسَّاعَةِ وَيُنَزِّلُ ٱلۡغَيۡثَ وَيَعۡلَمُ مَا فِي ٱلۡأَرۡحَامِۖ وَمَا تَدۡرِي نَفۡسٞ مَّاذَا تَكۡسِبُ غَدٗاۖ وَمَا تَدۡرِي نَفۡسُۢ بِأَيِّ أَرۡضٖ تَمُوتُۚ إِنَّ ٱللَّهَ عَلِيمٌ خَبِيرُۢ

34. Waarlijk Allah! Bij Hem (alleen) is de kennis over het Uur, Hij laat de regen vallen en weet wat in de baarmoeders is. Niemand weet wat hij morgen zal verdienen en niemand weet in welk plaats hij zal sterven. Waarlijk, Allah is Alwetend, Alwetend over alle (zaken).